Capoeira discussie: Uit Brazilië of uit Afrika


Niet zo lang geleden waren we met een aantal leerlingen aan het trainen toen er een jongen binnenkwam. Aan het einde van de les stelde hij met veel bravoure dat capoeira helemaal niet uit Brazilië komt maar uit het land waar hij vandaan komt, te weten Angola. Ik vond niet gepast om hem af te vallen, ik heb hem verteld dat daar de meningen nogal over verschillen en dat een discussie niet zinnig was. Deze theorie leeft bij sommige mensen. Daarom wil ik, door simpel te redeneren, laten zien dat het heel onwaarschijnlijk is dat capoeira in Afrika ontwikkeld is en niet in Brazilië. Er zullen nog veel meer argumenten zijn, maar ik beperk mij even tot een aantal voor de hand liggende. Wie mij het tegendeel kan bewijzen, daag ik uit het bewijs met mij te delen, tot dan blijf ik bij mijn conclusie.

Sommige mensen vragen zich af waarom capoeira Angola dan wel zo heet. De reden hiervoor is dat de ‘oude’ capoeiristas, in de tijd dat Mestre Bimba capoeira regional ontwikkelde, zich wilde onderscheiden van capoeira regional de Bimba. Als antwoord noemde zij hun capoeira ‘capoeira Angola’. Mensen die capoeira Angola beoefenden noemde zij (nu nog steeds) Angoleiros, een Angoleiro is niet iemand die uit Angola komt.

Inderdaad, er zijn veel capoeira liedjes waarin Angola genoemd word. Dit betekent echter niet dat capoeira hier ook vandaan komt. Deze nummers kunnen beter gezien worden als een ode aan de voorouders, of aan het land waar veel slaven vandaan kwamen. Deze liedjes vertellen meestal een verhaal, maar ik weet niet van het bestaan van oude capoeira liedjes waarin gezegd wordt dat capoeira uit Angola komt.

De Afrikaanse roots van capoeira mogen we echter niet onderkennen. Een voorbeeld is dat trommels zoals de atabaque typisch Afrikaans zijn. Natuurlijk waren ook de meeste, zo niet alle, vroege beoefenaars van capoeira Afrikaanse slaven. Ik kan ook niet ontkennen dat er Afrikaanse krijgdansen en Afrikaanse vechtstijlen zijn, maar is dit ook capoeira?

Om die vraag te beantwoorden hoeven we naar mijn mening alléén maar naar een paar simpele kenmerken van capoeira te kijken. Naar mijn mening zijn de basiskenmerken van capoeira de berimbau, de ginga en de esquiva. Wanneer iemand iets doet wat niet voldoet aan deze basiskenmerken kunnen we in ieder geval niet spreken van capoeira.

Voor zover ik weet zijn er geen reizigersverhalen of oude schilderingen te vinden van Afrikaanse krijgsdansen die gekenmerkt werden door de basiskenmerken. Ook vandaag de dag nog duiken filmpjes op waarin mensen in Afrika bewegingen uitvoeren die op capoeira bewegingen lijken. Esquivas, de ginga en de berimbau zijn dan echter ver te zoeken. Dat is dus nog geen capoeira.
Een ander veelzeggend gegeven is dat er buiten Brazilië geen capoeira te vinden is (voordat capoeira geëxporteerd werd). Dit is op zijn zachts gezegd toch vreemd te noemen, gezien de enorme aantallen slaven die vanuit Afrika naar de Engelse, Nederlandse, Franse, Spaanse en Portugese koloniën gedeporteerd werden. Er zijn nergens anders vechtsporten te vinden die aan de basiskenmerken van capoeira voldoen. Dit is vreemd, want als het in Afrika al zou bestaan dan was het logisch geweest dat capoeira ook elders in de wereld te zien zou zijn geweest. Dit gegeven kan alleen maar betekenen dat capoeira in Brazilië geëvolueerd is.
            Ook de berimbau (waar ik al eerder uitgebreid over geschreven heb) was in een bepaalde vorm al in Afrika te vinden. Dit instrument dook later ook in Brazilië op, echter werd dit instrument pas in een laat stadium gekoppeld aan dans en aan capoeira. Het woord capoeira is voor zover ik weet niet terug te vinden in de Afrikaanse taal. Hoe kan het zijn dat de afrikanen al capoeira bespeelden zonder dat zij een betekenis hadden voor dit woord? Het antwoord is simpel, ze speelden nog geen capoeira.

Weer even terug naar mijn ontmoeting met deze capoeirista, typerend vond ik zijn antwoord om mijn vraag wie er dan lesgeven in Angola, hij zei:”alleen maar Brazilianen”! Dit is typerend omdat er geen docenten zijn die voor de internationalisering van capoeira onze sport in Afrika leerden.

Mijn conclusie is dat we de Afrikaanse roots van capoeira niet mogen verloochenen. Ik heb er geen twijfel over dat capoeira in Brazilië is geëvolueerd en dat het is ontwikkeld door de slaven die naar Brazilië gedeporteerd werden. Wellicht vinden we ooit nog wel evidentie voor de theorie dat capoeira uit Afrika komt maar tot dat moment ben ik er niet van te overtuigen.

vrijdag 1 oktober 2010

Special: Frevo


Frevo - karakteristieke muziek en dans - uit Pernambuco.

De oorsprong van Frevo zou liggen in Recife (in de staat Pernamuco), en het zou zijn ontstaan in de tijd van militaire onderdrukking. Frevo was in de tijd een uiting van het volk (vooral van de lage sociale klasse) van hun ultieme verlangen naar vrijheid.

In het begin (rond 1900) bestond Frevo enkel uit muziek, later ontstond ook de dans bij de muziek. De capoeiristas waren onmisbaar voor het ontstaan van Frevo (als dans). Zoals al eerder in dit blog beschreven was capoeira in de tijd verboden en werd het door de sociale elite, het leger en door de politie gezien als crimineel en gevaarlijk. Frevo (als muziek) was echter niet verboden. In het begin doken capoeiristas vaak op tijdens Frevo optochten, op het ritme van de muziek sprongen en dansten zij en gebruikten ze hierbij veel capoeira trappen en bewegingen. Later zou dit uitmonden in een dans.

In de tijd dat de muziek en de dans van Frevo samen kwamen ontwikkelde ook het typische en beroemde carnaval uit deze streek zich. Carnaval bestond toen nog uit een militaire fanfare, die door de straten ging, gevolgd door een massa feestgangers die Frevo dansten. De carnaval zorgde ervoor dat de Frevo dansers ook gebruik gingen maken van de nu zo kenmerkende kleurrijke kleding.

Frevo kon, net als capoeira, gezien worden als een geheime vechtdans. Aan de ene kant was Frevo een culturele uiting van verlangen naar vrijheid, aan de andere kant had het de spirit van een gevecht. Sommigen beweren dat capoeiristas “overliepen” naar Frevo. De parasol die zij bij zich hadden zou bedoeld zijn als wapen, zij konden hierin namelijk gemakkelijk een klein mes verbergen of zij konden een mes aan het uiteinde van de parasol vastbinden waardoor je niet kon zien of iemand een parasol of een wapen bij zich had. Men zegt dat de Frevo dansers dit wapen eerst gebruikten om tegen andere Frevo groepen en capoeiristas te vechten, later zouden zij het inzetten tegen de politie.

Vandaag de dag staat is Frevo vooral bekend als dans die vooral tijdens de carnaval in Recife en Olinda (Pernambuco) veel te zien is.  

woensdag 1 september 2010

Vrouwen in capoeira: Salomé

Adão, Adão
Ôi cadê Salomé, Adão
Ôi cadê Salomé, Adão
Salomé foi passear.


In de geschiedenis van capoeira wordt naar mijn mening te weinig gesproken over vrouwen in capoeira. Dit komt natuurlijk omdat het van oudsher voornamelijk door mannen beoefend werd. Maar aangezien bij de meeste groepen in Nederland vrouwen sterk vertegenwoordigd zijn leek het mij leuk om meer te vertellen over de geschiedenis van vrouwen in capoeira. Het zal sommigen verbazen maar ook in de vroegere jaren van capoeira speelden de vrouwen een belangrijke rol. Er zijn dan ook fantastische verhalen over vrouwen in capoeira te vinden. Deze maand begin ik met Maria Salomé.

In het centrum van Salvador, op het plein Terreiro de Jesus begon de roda. Op het ritme van de berimbau en van de pandeiro klapten en zongen de mensen in de roda. Op het ene moment gingen de benen de lucht in, op het andere moment waren er weer veel bewegingen op de grond, er gebeurde altijd wel iets. Geen capoeirista kon de weerleiding doorstaan om niet naar deze roda’s te gaan, en hoe kon de roda beter afgesloten worden dan met Samba de Roda? Hier was Salomé altijd wel te vinden!

Salomé werd altijd vergezeld door Maria dos Anjos, een vrouw die er van hield om de grenzen van het spel op te zoeken wat meestal resulteerde in gevechten. Beide vrouwen waren lang en sterk. Salomé was leerling van een andere bekende vrouw, Maria Doze Homems. Salomé was erg berucht omdat zij heel goed speelde, ze deelde rasteiras uit, trapte snel en als ze de kans kreeg wierp ze menig tegenstander door de lucht. Ze was berucht voor haar acties in de roda. Als de roda uit de hand liep, en iemand wilde haar iets aandoen, dan stond Maria dos Anjos altijd klaar met een scheermes die ze gebruikte wanneer het nodig was.

Natuurlijk waren er mannen die het vreemd vonden dat deze twee vrouwen altijd samen kwamen en samen sterk stonden in een wereld die toch al gedomineerd werd door mannen. Ze lieten echter weinig ruimte voor speculaties over. Als een jongen iets met hun wilde, en zij wilde het niet zeiden ze:”kijk, jij bent een klap niet eens waard” en als ze een jongen wel leuk vonden zeiden ze:”We gaan jongen!”.

De komende maanden houd ik een zomerstop. Vanaf 1 September is weer leuke informatie op mijn blog te vinden, met op 1 September info over Frevo!

zaterdag 1 mei 2010

Besouro Mangangá



Besouro Mangangá (rond 1885-1924)

“Zijn geboortedocumenten zijn nooit gevonden, zijn identiteitsbewijs ook niet. Er zijn ook geen afbeeldingen, zoals foto’s schetsen of schilderijen van hem gemaakt. Voor zover bekend heeft Besouro geen kinderen, geen vrouw en geen grote liefde achtergelaten. Zijn vrienden zijn reeds overleden en zijn enige zus heeft hem nooit gekend”  (mestres e capoeiristas famosos da Bahia, Pedro Abib, 2009).

Slechts weinigen kenden Manoel Henrique Pereira bij zijn echte naam. Hij stond bekend als Besouro Mangangá, Besouro Preto, Cordão de Ouro of gewoon Besouro. Besouro zou volgens de overlevering rond 1885 geboren zijn. Deze capoeirista maakte faam in Santo Amaro, waar hij voornamelijk te vinden was in het laaggelegen gedeelte van de stad (Cidade Baixo).



Een Mangangá is een soort kever (Besouro) en is één van de grootste keversoort in die regio. Manoel Henrique Pereira kreeg deze bijnaam omdat hij, als de capoeira roda’s of de straatgevechten te gevaarlijk werden, zichzelf kon omtoveren tot een groot vliegend zwart insect (Tenminste, dat is de legende van Besouro). Hij maakte faam door zijn onoverwinnelijkheid in gevechten met de politie. Hij werd door de politie dan ook gezien als crimineel.

Er zijn veel verhalen over Besouro, het volgende verhaal is één van de bekendste. Op een dag kreeg José Costa de moeilijke opdracht om Besouro gevangen te nemen, levend of dood. Hij nam tien gewapende mannen mee en ging op pad. Het leek wel een eeuwigheid te duren voordat de 11 mannen aankwamen bij de plek waar Besouro zou zijn. De reputatie van Besouro zorgde ervoor dat de mannen erg nerveus waren, ondanks dat zij zwaar bewapend waren. Aangekomen in de buurt van een bar in Largo da Cruz (Santo Amaro da Purificaracão) zou Besouro de 11 man hebben gezien. Nog voordat de gewapende mannen konden reageren, werden zij door Besouro ontwapend. De snelle bewegingen, rasteiras en rabos-de-arraias zagen zij niet aankomen. Toeschouwers zeiden dat Besouro de wapens ergens in een hoek achterliet waarna hij rustig, wegliep. Het gevecht was echter nog niet over, de 11 mannen die net een enorme nederlaag hadden geleden pakte hun wapens op en richtte die op de weglopende Besouro. Besouro had net de tijd om zijn handen op te steken voordat de mannen het vuur konden openen. Besouro viel op de grond en iedereen ging ervan uit dat hij dood was. Niets was minder waar. Nadat de mannen ophielden met schieten, stond Besouro op en vluchtte hij het bos in.



Op 8 juli 1924 liep Besouro in een hinderlaag waarbij zijn werkgever, een boer genaamd dr. Zeca (Memeu), betrokken was. 40 Soldaten opende het vuur, maar hij stierf uiteindelijk doordat iemand hem met een houte dolk (faca de ticum) neerstak.

donderdag 1 april 2010

Mestres: Mestre Waldemar

Waldemar da Paixão (1916-1990)
De beschilderde berimbau heb ik uitgevonden

Veel mensen kennen mestre Waldemar van de vele liedjes die over hem geschreven zijn, maar wat maakte hem zo bekend/geliefd? Mestre Waldemar heeft faam gemaakt door zijn beschilderde berimbaus, zijn zang en zijn barracão. Een fantastisch boek over deze mestre is O Barracão de Waldemar geschreven door historicus Frede Abreu.


Waldemar begon in 1936 op 20-jarige leeftijd met capoeira (in Salvador, Bahia). Hij was destijds leerling van Talabi, Ricardo de Ilha de Maré, Canário Pardo en Siri de Mangue. In deze tijd gingen de mestres naar roda’s in Piriperi en hier leerde Waldemar ook capoeira. De mestres zeiden dan: “pak mijn broekspijp vast”, als Waldemar dit dan probeerde dan beantwoorde de mestres dit met een ‘cambolhata’ gevolgd door een ‘rabo-de-arraia’. Toen Waldemar probeerde op te staan zeiden de mestres: “sta niet op”, en toen kwam er weer een ‘rabo-de-arraia’. Waldemar leerde capoeira dus, net zoals iedereen in die periode, niet in een capoeira school maar gewoon buiten op straat en in straatroda’s.

In 1940 begon Waldemar met lesgeven in de open lucht op de Estrada de Liberdade. In deze periode begon hij met het bouwen van zijn eigen barracão (een soort hut) gemaakt van Hout en van riet. Deze hut, in de wijk Liberdade (in Salvador), werd naar hem genoemd en stond bekend als o Barracão de Waldemar. Zijn roda’s werden steeds bekender in de omgeving en de bekendste capoeiristas uit die tijd gingen naar de Barracão de Waldemar toe om daar te spelen. In deze periode maakte capoeira een gewelddadige tijd door. Waldemar heeft naar eigen zeggen echter nooit ruzie gehad met andere mestres. Hij zei hierover onder andere: “Ruzie heb ik nooit met iemand gehad omdat ik altijd door iedereen gerespecteerd werd, nooit heeft iemand mij uitgedaagd.” Hier kreeg Waldemar ook veel bekendheid vanwege zijn onnavolgbare kwaliteiten als zanger en als berimbau speler. Tot vandaag de dag zegt men dat hij de beste zanger en berimbau speler ooit is.

De belangrijkste invloed van Waldemar is wellicht geweest dat hij de eerste persoon was die beschilderde berimbaus maakte. Deze verkocht hij aan toeristen en aan andere capoeiristas, iedereen wilde er één hebben. Ook de kwaliteit van zijn berimbaus was beter. In eerste instantie haalde Waldemar eerst de schors van de berimbau af, om de berimbau gelakt te verkopen. Later verkocht hij witgeschilderde berimbaus en berimbaus die in verschillende kleuren waren geschilderd.

maandag 1 maart 2010

Berimbau deel 3: Toques en hun speelstijlen

Capoeira heeft in een relatief korte tijd van ongeveer honderd jaar veel ontwikkelingen doorgemaakt. Dit schept binnen de Capoeira wereld vaak wat onduidelijkheid over welke stijlen er zijn en wat dan de verschillen zijn tussen deze stijlen. Er wordt dan ook wel eens verschillend over gedacht en gesproken. In mijn mening is er toch duidelijk onderscheid te maken tussen ten minste drie stromingen, deze zijn Capoeira Angola (traditionele Capoeira), Capoeira Regional (de Bimba) en Capoeira contemporânea (moderne Capoeira). De meeste onduidelijkheid bestaat over Capoeira contemporânea. Deze groep capoeiristas spelen normaalgesproken Capoeira Angola, Benguela en Capoeira Regional. De manier waarop zij Capoeira Angola spelen is echter anders dan de manier waarop Angoleiros (beoefenaars van de traditionele Capoeira Angola) Capoeira Angola spelen. Wanneer een moderne capoeirista Benguela of Regional speelt, speelt deze capoeirista deze stijl ook niet zoals Mestre Bimba het ooit bedoeld heeft. De manier waarop deze moderne capoeiristas capoeira spelen verschilt ook vaak nogal tussen verschillende groepen. Modern heeft voor verschillende mensen dus ook nog eens verschillende betekenissen.


Het gevolg van deze onduidelijkheid is dat sommige Angoleiros over het Angola spel van de moderne capoeiristas zeggen dat het geen Capoeira Angola is. Voor mensen die Regional de Bimba beoefenen geldt ook dat zij onderscheid maken tussen hun Regional spel en dat van de Capoeira contemporânea. Kort samengevat kan gesteld worden dat Capoeira Angola, Regional de Bimba en contemporânea van elkaar verschillen. Hiernaast wordt binnen Capoeira contemporânea ook gesproken van Capoeira Angola, Benguela en Regional, echter dient men rekening te houden met het feit dat deze benamingen voor deze Capoeira vormen verschillen van de meer traditionele vormen.


Bekende oude mestres gebruikten tevens verschillende toques. Ook zij gebruikte deze toques voor verschillende manieren van spelen. In zijn boek noteerde Waldeloir Rego (1968) dat respectievelijk Bimba, Pastinha en Waldemar de volgende toques gebruikten. Rego zei echter ook dat het voorkwam dat capoeiristas dezelfde toques verschillend benoemden.


Mestre Bimba ( Manoel dos Reis Machado )

São Bento Grande

Benguela

Cavalaria

Santa Maria

Iuna

Idalina


Pastinha (Vicente Ferreira Pastinha)

São Bento Grande

São Bento Pequeno

Angola

Santa Maria

Cavalaria

Amazonas

Iuna


Waldemar (Waldemar da Paixão)

São Bento Grande

São Bento Pequeno

Benguela

Ave Maria

Santa Maria

Cavalaria

Samongo

Angolinha

Gegê

Estandarte

Iuna


In het volgende stuk zal ik de basis toques en de speelstijlen kort behandelen. Ik probeer hierbij een algemene en objectieve beschrijving te geven van de manier waarop deze toques in de contemporânea (moderne) Capoeira ingezet worden. De manier waarop de toques worden ingezet verschilt namelijk vaak per groep. De toques die ik zal behandelen worden in het volgende geluidsfragment gespeeld.



Angola en São Bento pequeno

Het Angola spel kan gezien worden als het meest traditionele spel. Spelers spelen op dit ritme vaak laag op de grond waar de balans en de lichaamsuitdrukking van de spelers erg belangrijk is. Het kan voorkomen dat deze twee toques in een roda tegelijkertijd gespeeld worden. Vaak speelt de Gunga dan Angola en de medio São Bento Pequeno. Het ritme van Angola kan hoger worden, dan wordt het Angola spel uiteraard ook sneller. Het Angola spel wordt tevens gekenmerkt door chamadas. Hierbij ‘roept’ de ene speler de ander door een stilstaande positie in te nemen (er zijn veel verschillende posities). De andere speler moet hier dan op reageren. De persoon die de chamada doet, zal vervolgens het spel laten hervatten. Het inzetten van chamadas is redelijk complex en ik zal hier dan ook niet verder op ingaan.


Benguela en São Bento grande de Angola

Mestre Bimba heeft ooit het Benguela ritme ontwikkeld. Hij noemde het destijds Banguela. Er zijn mestres die zeggen dat dit verschil in benaming komt door de tands des tijds. Met andere woorden Banguela en Benguela zijn hetzelfde, maar de benaming is in de tijd veranderd. Andere mestres zeggen dat dit verschil in benaming komt doordat Benguela staat voor de moderne manier van spelen en Banguela voor de manier van spelen die mestre Bimba daarvoor bedoelde. Dit toque is echter exact dezelfde. De voornaamste reden van mestre Bimba om dit ritme te ontwikkelen was de techniek van de capoeirista te verbeteren. Bovendien geeft dit ritme meer creatieve vrijheid voor de beginnende speler. Benguela kan ook gezien worden als het tussenritme tussen Angola en Regional. Dit ritme is voornamelijk vanaf het begin van de jaren 90 sterk in ontwikkeling. Er zijn bekende capoeira scholen die São Bento grande en Benguela verschillend gebruiken. In deze gevallen is het type spel van São Bento grande iets sneller en gevaarlijker. Er zijn tevens capoeira scholen die deze twee ritmes samen inzetten. Hierbij speelt de Gunga dan meestal Benguela en de Medio São Bento grande. Beide ritmes worden gekenmerkt door meer grondacrobatiek en meer draaitrappen dan Regional. Het spel is iets sneller en hoger dan Angola maar ook iets langzamer en lager dan Regional.


Sao Bento grande de Regional

Er bestaat een groot verschil tussen Regional de Bimba en het moderne Regional. Regional de Bimba kent bijvoorbeeld niet heel veel luchtacrobatiek zoals bij het moderne Regional spel wel het geval is. Het moderne Regional wordt tevens vaak gekenmerkt door snellere trappen en snellere bewegingen. Beoefenaars van Regional de Bimba zijn echter wel bekend met de sequenties van mestre Bimba en de cintura desprezada. Mestre Bimba ontwikkelde dit ritme en deze speelstijl om capoeira meer als vechtsport of zelfverdediging te kunnen gebruiken. Het spel dat bij dit ritme hoort kan dus ook gekenmerkt worden als hard en gevaarlijk. Dit spel is namelijk de vechtvariant van capoeira.


Iùna

Iúna wordt ook wel het spel van de mestres genoemd. Dit ritme wordt doorgaans gebruikt om de beste spelers te laten zien wat zij kunnen. Contact wordt tijdens dit spel vaak vermeden.

maandag 1 februari 2010

Berimbau deel 2: De Berimbau en Capoeira

"Het is onmogelijk capoeira te leren zonder de Berimbau" (Mestre Bimba)


Het ritme van de Berimbau bepaalt het spel dat gespeeld word, het soort liedjes die gezongen worden en het ritme van de overige instrumenten. De Berimbau is dus de baas waarbij de Gunga (de bas) de belangrijkste is. In een goede roda zal dus ook nooit een leerling de Gunga bespelen, deze wordt normaliter alleen gespeeld door een mestre of door een professor. Daar waar de Gunga het laagste geluid maakt, wordt de Viola ingezet voor de hogere tonen. De taak van de Viola is veel te variëren wat de muziek een extra dimensie geeft. Tussen deze twee in zit de Medio. In de meeste rodas speelt de medio het zelfde of precies het tegenovergestelde ritme van de Gunga. Ook de Medio kan ingezet worden om af en toe te varieren.


Veel mestres en historici stellen dat de berimbau pas in Brazilie in verband is gebracht met capoeira (of met dans en vechtsporten). Hier zijn een aantal redenen voor. In de eerste plaats zijn er geen documenten (voor zover bekend) te vinden waarin de berimbau in Afrika in verband gebracht wordt met een dans of een vechtsport. In de tweede plaats is capoeira ontwikkeld, of tenminste verder geëvolueerd in Brazilië. De stelling hierbij is dat de berimbau pas in een later stadium van de ontwikkeling van capoeira ook daadwerkelijk gekoppeld werd aan capoeira. In de eerste documenten over capoeira wordt namelijk nog niets gezegd over het gebruik van een berimbau. Wanneer en door wie de berimbau precies geïntroduceerd werd is tot op heden niet duidelijk. Veel mestres en historici gaan er van uit dat de berimbau ingezet is om het vechtgedeelte van capoeira te camoufleren.


In 1835 schreef de schilder Rugendas in zijn boek dat capoeira een zeer aggressieve sport was die beoefend werd door de donkere mensen, hij zegt echter niets over het gebruik van de berimbau. De Fransman Debret schreef in 1832 wel over de berimbau in Brazilie, maar hij meldde weer niets over capoeira. Het is dus denkbaar dat in deze tijd de berimbau nog niet gebruikt werd bij capoeira.



Er zijn echter wel onderzoeken die voor onzekerheid hebben gezorgd. Zo sprak Costa over de slaven in Pernambuco in 1645. Hij zei dat de Afrikanen hun feesten vierden met een dans geleid door een aantal instrumenten waarvan de berimbau er volgens hem een van was. Wat we in ieder geval zeker weten is dat Pastinha probeerde een zo puur mogelijke vorm van capoeira te doceren. Hij leerde het van Benedicto rond 1900. Aangezien Pastinha een berimbau gebruikte is het aannemelijk dat ook Benedicto dit deed en dat Pastinha dit van hem geleerd heeft. Het zou dus zo kunnen zijn dat de berimbau geïntroduceerd is in het capoeira spel ergens in de periode tussen 1832 en 1900. Als dit het geval is, dan zouden Benedicto en zijn tijdsgenoten de berimbau in capoeira geïntroduceerd kunnen hebben.


Helaas is de werkelijkheid niet meer te achterhalen en zal het altijd de vraag blijven wie en wanneer de berimbau met capoeira in verband is gebracht. In het volgende stuk over de berimbau (deel 3) is er meer informatie over verschillende toques en de bijbehorende speelstijlen.

vrijdag 1 januari 2010

Documentaire: Deadly Arts - Capoeira

Deze documentaire zal iedere capoeira liefhebber fantastisch vinden! Ik zal er verder geen woorden aan vuil maken, watch and enjoy!